Soms staat de wereld even stil. Dat zijn momenten waarbij dingen gebeuren, die niet uit te leggen zijn. In mijn 58-jarig leven heb ik dat een paar keer meegemaakt. Ik denk dat het wel herkenbaar is door sommigen. Momenten die indruk maken. Die altijd bij je zijn.
In 1989 (voor sommigen een eeuw terug) heb ik de marathon van New York gelopen. Een uit de hand gelopen weddenschap, die ik tezamen met een goede vriend had afgesloten met diverse mensen. Je kent dat wel. Een grote mond, beetje dom kwalmen en voordat je het weet ben je aan de beurt. Ik was toen 37 jaar, een afgegleden voetballer, die nog zijn partijtjes speelde in een tweede elftal. Ik zat tv te kijken, toen die marathon van New York erop kwam. Live. Het maakt op mij altijd een enorme indruk, die 42 km.
De volgende dag kwam ik op het werk en praatte daar met een collega over. Toevallig kwam er toen een vertegenwoordiger binnen van Grolsch, waar wij zaken mee deden. Ook hiermee werd even gesproken over die marathon. Ik zei met mijn grote mond en een beetje onverschillig: “Ach, die marathon loop ik ook wel, geen probleem.” Mijn collega (ook een verlopen voetballer op leeftijd) lachte wat en zei: “Hey John, als jij hem loopt, loop ik met je mee.”
De vertegenwoordiger van Grolsch keek ons aan en zei: “Als jullie die marathon volgend jaar lopen, betaal ik de helft van de reis.” Ik keek mijn collega aan en hij mij, een kleine knik en er werd een ouderwetse typmachine erbij gehaald. Papier met carbon ertussen en hoppa: of de vertegenwoordiger van Grolsch dat even wou tekenen. Zonder aarzeling zette hij zijn handtekening en de deal was gesloten. Ik had een jaar de tijd om te trainen.
Nu weet iedereen dat een voetballer van oorsprong lui is. Een Coopertest op de training was altijd een gruwel voor mij. Thuis vertelde ik stoer aan mijn vrouw dat ik een marathon ging lopen. Mijn vrouw keek mij aan en vroeg of ik mijn tabletten al ingenomen had. Voor mijn eerste training was ik 100 kg schoon aan de haak. Dus ik had altijd mijn polissen op zak voor als er wat gebeurde. Nu woonde er een sport-fysiotherapeut bij mij een paar deuren verderop. Ik zei tegen hem: “Ik heb een probleem, ik moet over een jaar een marathon lopen, wat moet ik doen?”
Hij gaf mij een trainingschema voor een jaar en gaf aan dat ik het alleen bij goede gezondheid zou halen. Ik had een route uitgestippeld van 10 km in de landerijen. Mijn eerste training startte en ik kwam na 300 meter tot stilstand. Alles deed zeer. De kuiten, de bovenbenen, het waren net betonblokken. Een paar stompzinnige koeien keken mij aan. Ik zag ze denken: “LOSER.”
We zijn bijna een jaar verder. Ik trainde drie keer per week 10 km. Ik kwam thuis van mijn werk, gooide een liter vocht achterover, liep mijn 10 km en ging me daarna thuis douchen en eten. Dat had ik het hele jaar volgehouden. Dat was standaard. Weer of geen weer, gewoon lopen. De opdracht was om de marathon uit te lopen. De weddenschap was ook opgelopen. Er deden zoveel mensen en bedrijven mee, dat er op een gegeven moment 30.000 gulden (1989) in de pot zat. Noem het maar een uit de hand gelopen weddenschap.
New York is een geweldige stad. Ik kan daar uren over vertellen, maar dat gaat te ver. Maar het moment dat de wereld even stil stond, was het moment dat ik over de finish kwam. Een miljoen mensen hadden langs de kant gestaan en schreeuwden volop: “Go Holland Go, You make it.” Ik had het gehaald, samen met mijn collega was ik de finish over gekomen. In vier uur en 48 minuten. In Central Park, vlak voor de finish, liep Benny Jolink mij nog vrolijk met een big smile voorbij. De motorcrosser en zanger van Normaal was in bloedvorm.
De 30.000 gulden hebben wij weggegeven aan een kinderziekenhuis in het oosten van het land via het KWF, gespecialiseerd in kanker. Wij zijn nog tien dagen in New York gebleven. Iemand doneerde geld en tot op de dag van vandaag weet ik nog niet wie dat is geweest, want hij was al overleden toen wij weer terugkwamen van de reis. Omdat wij het geld niet voor ons zelf hielden, maar weggaven aan het KWF, boekte hij voor ons extra dagen in het hotel waar wij verbleven.
Tien dagen over straat zwerven van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Soms gevaarlijk, maar vaak ook heel indrukwekkend. Ook heb ik op het dak gestaan van de Twin Towers. Pak hem beet 450 meter hoog. Een lullig hekje van ongeveer anderhalf meter hoog scheidde mij van de diepe afgrond. Bij de aanslag op die gebouwen stond bij mij weer even de wereld stil. Het voorstellingsvermogen kon ik nauwelijks bevatten met wat daar is gebeurd.
Deze week was de geboorte van mijn eerste kleinkind. Een kleinzoon, die hoop ik wat geluk krijgt in zijn leven. Binnen no time was hij lid van de Supportersvereniging. De wereld stond weer even stil.
John Schurer,
Voorzitter Supportersvereniging FC Groningen