Pff, zo even zitten, mooi krap hier, dacht ik, toen ik in een rioolbuis kroop. “Hallo,” hoorde ik opeens. Ik keek om en zag daar een man zitten, een beetje teneergeslagen, wel een vriendelijk gezicht, met een fluit om zijn nek. “Hallo,” zei ik. “Ook even aan het schuilen?” vroeg ik quasi onverschillig. “Jaja,” antwoordde hij. “Het is hier koeler dan buiten.” “Ja, dat kun je wel zeggen. Aangenaam, John is de naam.” Ik dacht, ik stel mij maar even voor. “Reinold, aangenaam kennis te maken,” zei hij beleefd.
“Wat doe jij hier?” vroeg Reinold. “Ik zit hier altijd even na te denken, gewoon over allerlei dingen. Lekker rustig, je hebt uitzicht aan twee kanten, twee ronde gaten en het is goed voor mijn rug, die ronding,” vertelde ik hem. “Zit je vaak hier?” vroeg Reinold. “Och, af en toe, je moet het zo bekijken, dit is geen denktank, maar een denkriool.” “En helpt het?” “Ja, soms wel en soms denk ook, waar ben ik mee bezig. Heb jij dat nooit?” “Pff, zo vaak,” zei Reinold, “ik vraag mij ook wel eens af waar ik mee bezig ben.” “Kruip je dan vaak in zo’n buis?” vroeg ik hem. “Eh, nee dit is de eerste keer,” zei Reinold.
“Waarom heb je die fluit om je nek hangen?” vroeg ik nieuwsgierig. “Ik fluit wedstrijden,” zei Reinold. “O, wat leuk, waterpolo?” Mijn nieuwsgierigheid werd groter. “Nee, geen waterpolo, raad nog eens.” “Pff, hockey?” Ik gooide er nog maar eens één in. “Nee fout,” zei Reinold, “nou moet je wel even serieus worden, anders krijg je een kaart.” “Ga je die sturen dan?” vroeg ik verbaasd. Voordat ik het wist hield Reinold een gele kaart voor m’n neus. Ik dacht, wat is dit nou? “Waarom krijg ik een gele kaart?” vroeg ik. “Je neemt mij niet serieus,” zei Reinold. “Echt wel,” zei ik. “Echt niet,” zei Reinold en keek daar wat triomfantelijk bij. “Sorry, maar dan zie je dat wel verkeerd, Reinold.” “Dat schat ik zelf wel in hoe ik dat interpreteer,” zei Reinold.
Na vijf ijzingwekkende minuten stilte in de buis zei ik: “Zeg Reinold, heb jij wel eens nagedacht over goede begeleiding?” “Die krijg ik ook,” zei Reinold. “Heb jij daar voldoende steun aan dan, je trekt zo snel een gele kaart.” “Ja, ik weet wat ik doe en na elk weekend heb ik een bijeenkomst met mijn begeleiders,” zei Reinold. “Oh, is dat het. Elke week weer?” “Ja, elke week weer en dan krijg ik punten van mijn begeleiders” “Zeg maar net zoals de Albert Heijn zegelactie?” Ik dacht, ik gooi er maar even een grap tegenaan. “Rood, dubbel rood,” zei Reinold en trok een rode kaart die hij tegen mijn neus aandrukte.
“Jeetje, Reinold rustig aan, het was maar een grapje,” zei ik. “Niets grapjes, jij schrijft wel vaker stukken, ik lees ze wel, ik ken je wel, mijn begeleiders kennen jou ook wel, je bent nu mooi de klos.” Triomfantelijk schreef hij mijn naam op, nam nog een foto met zijn telefoon en borg die weer met één wip op in zijn borstzakje. Zo, je moet eruit,” zei Reinold. “Waaruit?” zei ik. “Uit deze rioolbuis, je hebt rood, dus hoppa eruit,” zei hij gedecideerd. “Ja maar…” stribbelde ik tegen. “Niks maar, moven” en hij keek stoer voor zich uit. “Ik ben dit niet gewend, Reinold, mijn ouders waren hardwerkende mensen, de één in de bouw, de andere was schoonmaakster, zo gaan wij niet met elkaar om,” gaf ik nog aan. “Mijn ouders waren ook hardwerkende mensen, de één was huisman, de andere zelfstandig ondernemer, dus ERUIT.” Ik keek hem nog eens aan, schudde mijn hoofd en kroop naar buiten. En ik daar was niet alleen. “Hey, Reinold hier staan allemaal mensen buiten en die vroegen of jij hier binnen zit,” schreeuwde ik de buis in. Hij kwam naar buiten en trok gedecideerd ‘rood’.
John Schurer,
Voorzitter Supportersvereniging FC Groningen