Het was zondag weer een heerlijke fanatieke wedstrijd. Dan denk je soms met weemoed terug aan de tijden in het Oosterpark. Willem Groeneveld schreef hierover in de laatste editie van d’Olle Grieze.
Spreekkoren, ik mis ze. Vooral goede en vileine verwensingen naar het hoofd van de scheidsrechter of tegenstander zijn goud waard voor de club. Die worden namelijk in het collectieve supportersgeheugen gegrift.
De laatste jaren is het wat spreekkoren betreft als zoeken naar een huis zonder bevingsschade op het Hogeland. Dat komt niet alleen door de afnemende prestaties. De oorzaak van het uitstervende spreekkoor ligt in de veranderende beleving van fanatieke supporters. Korte en krachtige aanhakers zijn ingeruild voor lange en melodieuze liederen. Ieder zijn meug.
Geen kwaad woord daarover. Al lang blij met elk sprankeltje beleving dat er is. Maar ik wil van deze bladzijde wel gebruik maken om te mijmeren over spreekkoren die wat mij betreft onderdeel uitmaken van de FC-cultuur. Omdat ze keihard waren, of spitsvondig en soms zelfs hilarisch. Als ik aan FC Groningen denk, zing ik vroeg of laat deze liedjes in mijn hoofd.
In het seizoen 2002/2003 speelt Pius Ikedia in Groningen. Hij komt binnen met grote dromen. “Ik wil Champions League halen met FC Groningen,” meldt hij bij zijn presentatie. Ter illustratie: De Trots van het Noorden wordt dat seizoen op doelsaldo ternauwernood 15e. Bij ons in het vak (ZI/ZJ) leiden de uitspraken, het spel en de snelheid van Pius tot hilariteit.
Al snel krijgt de rappe Nigeriaan zijn eigen liedje, heel simpel: “Pius op de trekker, jeleleleleleleeee.” Machtig mooi. Totdat de speler aan het einde van het seizoen vertrekt naar RBC Roosendaal (voor de jonge lezer: in 2009 is de nietige club failliet gegaan). Hij vergoelijkt zijn transfer met: “Ik ben blij. RBC is een veel grotere club dan Groningen.” Dat valt niet goed.
Als Ikedia als speler van RBC weer terugkeert op het veld van Stadion Oosterpark schalt van de tribunes: “Pius onder de trekker jeleleleleleleeee.” Het Oosterpark is in die tijd sowieso een walhalla voor de spreekkoorliefhebber. Het mooie is: ondanks dat die vaak over het randje gaan, worden ze massaal gezongen. Zoals tegen Twente tien maanden na de vuurwerkramp.
Hoe ernstig en ellendig de ramp ook is, al snel gaat supportershumor op de loop met het leed. De FC speelt eindelijk weer op het hoogste niveau en verliest thuis in februari 2001 kansloos van de Tukkers, maar dat drukt de spreekkorenpret op de tribunes geen moment. Hoewel niet alles wat geroepen wordt even goed is. Zo zijn de vuurwerkgeluiden erg makkelijk.
Ook het veel gezongen “S.E. Fireworks” – refererend naar de ontplofte vuurwerkhandel – is niet bijster ludiek. Maar er zijn ook scherpere spreekkoren. Zoals: “Hij heeft geen huis, geen tv, en hij komt uit Enschede.” En terwijl iedereen een bos sleutels in de lucht rinkelt: “Laat zien dat je een voordeur hebt, laat zien dat je een voordeur hebt!”
Hard, misschien te over het randje, maar vergeet niet dat Twente in die dagen aartsvijand nummer één is in Groningen. Daarbij komt dat de tijdsgeest anders is. Er wordt in de jaren ’90 en ‘00 met minder politieke correctheid geluisterd naar het gebral vanaf de tribunes. Men beseft meer dan nu dat het stadion niet te vergelijken is met de echte wereld.
Zo zou niemand Stijn Vreven op straat toezingen met: “Vreven laat je tieten zien!” In Oosterpark gebeurt dat wel. En niet door een enkeling, maar door duizenden tegelijk. Elke wedstrijd tegen Utrecht, waar Vreven op de back speelt, weer. Met resultaat. Want Vreven laat zich als speler snel gek maken. Dat idiote gedrag langs de lijn, vertoont hij in die tijd op het veld.
Uit frustratie na de zoveelste massale mededeling dat ‘ie zijn tieten moet laten zien, geeft hij er gehoor aan. Hij trekt zijn shirt omhoog en showt zijn torso aan de FC-supporters. Die reageren ad rem met: “Het is een wijf zonder tieten, wijf zonder tieten. Het is een wijf zonder tieten!” In mijn beleving trekt Vreven dat zo slecht dat hij zichzelf verliest.
Hij reageert als een malle de frustratie af met een trappende beweging op het reclamebord, waarop de scheidsrechter hem op rood trakteert. Dag Vreven, je leert het ook nooit. En heel goed gedaan supporters. Is het ineens twaalf tegen tien dankzij een spreekkoor. Kan zijn dat de tijd de herinnering romantiseert en dat het heel anders is gegaan, maar het staat me zo wel bij.
Danny Buijs, de nieuwe trainer, heeft in zijn tijd als speler ook een eigen spreekkoor. Niet spottend, maar lovend vanwege zijn aanstekelijke vechtlust. “Danny sla hem op zijn bek, op zijn bek!,” klinkt het uit tienduizend kelen als Buijs een keiharde charge uitvoert of mot heeft met de scheidsrechter. Dat spreekkoren in de club blijven hangen, bewijst dezelfde Buijs.
Tegen ADO thuis weet iedereen dat Buijs de nieuwe trainer wordt. Gaande de wedstrijd groeit de onvrede vanwege het zoveelste apathische potje voetbal snel op tribune. Niet zo massaal als vrouger in het Oosterpark. Maar toch: veel gemor. Voorzichtig wordt Buijs zijn naam gescandeerd. Even later klinkt het: “Danny sla hem op zijn bek.”
Door: Willem Groeneveld