Het is weer zo’n weekend. Geen clubvoetbal op het hoogste niveau, maar interlandvoetbal. En hoe ik het ook probeer, ik heb daar niks mee. Ik zal dan ook wel geen nationalist tot op het bot zijn. Ik kijk weleens, maar dan meer om te kijken hoe Hateboer of Van Dijk het doen of iets langer geleden Robben. En ja, ik ben ook best wel een gloryhunter. Als we op grote toernooien verder komen, begin ik stiekem wat meer mee te leven. Maar ik voel de verbinding niet, heb geen kriebel in mijn buik een paar uur voor Nederland – Bosnië of België – Nederland. Vroeger wel wat meer, maar toen had je bijvoorbeeld nog een hekel aan die Duitsers met hun irritante Stieleke, Matthäus of Völler. Of die zuigerd van een Vercauteren bij de Belgen. Maar ook daar groei je overheen.
Ik ben, denk ik, te veel clubman om van het Nederlands elftal te houden. Erger me eerder dood aan Ryan Babel met zijn kapsel, dan dat ik voor hem op de banken ga staan. Ik noem nu Babel, maar het kan overigens net zo goed over Promes of Depay gaan. Clubvoetbal is zo veel anders voor mij. Iedere speler zit in mijn hart, hoe slecht ze soms ook spelen of welk kapsel ze ook hebben. En dat geldt ook voor de trainer, ook al vervloek ik ze soms om hun beslissingen. De volgende dag is dat weer over en o wee, kom niet aan ze! Dat trek ik slecht en dan verdedig speler of trainer tot op het bot.
De club is daarnaast zo veel meer, onderdeel van je sociale leven. Ik heb vrienden buiten het voetbal, maar ook heel veel er binnen. En dan zijn er nog veel meer mensen die ik via het voetbal ken. Want we hebben allemaal een band, de club of het voetbal. Mensen waar je normaal weinig mee zou hebben, zijn in een stadion opeens toch je maten. Bij thuiswedstrijden op de tribune of in het supportershome. Of wat te denken van awaydays. Onderweg bij elke benzinepomp kijken of je mede-supporters ziet. In het stadion met een paar honderd man het gevoel hebben van ‘wij tegen jullie’. Een machtig gevoel van verbondenheid.
Maar sinds half maart zijn het alleen nog maar interlandweekenden. De clubbeleving is een Oranje-beleving geworden. Met de voeten op tafel je club volgen. Niet vroeg naar het stadion. Niet na een heerlijke avond nog nagenietend thuis komen, of we nou gewonnen of verloren hebben. Niet na afloop van een uitpot ergens in het Brabant een McDonalds binnen lopen en daar je eigen dialect om je heen horen van medesupporters. Tuurlijk ben je nu ook blij als je club wint. Maar het is anders en ik denk dat iedere stadionbezoeker precies begrijpt wat ik bedoel. Of even kijken bij de training op vrijdag, net zoiets. De vaste groep volgers daar tegenkomen en een beetje ouwehoeren langs de kant. De spelers succes wensen voor de komende wedstrijd. Nu doe ik dat via een kort afstandelijk berichtje.
Misschien ben ik een doemdenker, maar ik denk dat dit seizoen het niet meer wordt zoals vanouds. Er mag misschien wel weer beperkt publiek naar een wedstrijd, maar geen gezang en op afstand. In ieder geval meer dan niets. Dat is al heel wat. En daarom heb ik een droom. Een droom over internationaal voetbal. Nee, geen interlandvoetbal, maar wat zou het mooi zijn als we, de eerste wedstrijd dat het weer mag, internationaal spelen. Stel het vaccin is er in juni en de FC heeft zich voor Europees voetbal geplaatst. En dan massaal, net zoals in Florence, Braga of Liberec, naar de uitwedstrijd. Dat moet gewoon de eerste wedstrijd worden waar iedereen weer zonder beperkingen heen kan.
Dat je al je maten en medesupporters dan weer voor het eerst ziet in Valencia, Luik, Lissabon of Reykjavik. Elkaar om de nek vliegen op Schiphol of Eelde. Of op een ranzige parkeerplaats bij Maastricht of Lyon. De volgende ronde halen of uitgeschakeld worden? Boeiend. We hebben weer iets om nog jaren over te hebben. En we kunnen daarna weer elk weekend los, vol passie bezig met onze club. En die interlandweekenden dan? Die zijn vanaf dan weer even een prettige onderbreking. Lekker met de voeten op tafel om bij te komen van alle weekenden in de stadions.