Het begon jaren geleden in het Oosterpark. Ik bemachtigde altijd een staanplaats achter het doel aan de vijverkant. Mijn vader stond er ook altijd. En zolang hij de entree betaalde, ging ik met hem mee. De vijverkant was meestal het rustige gedeelte. Een beetje supporter, maar degelijk. Althans, dat vond ik. Je zag ook altijd dezelfde types staan. Beetje degelijk, niet te veel lawaai, maar wel gezellig.
Later schoof ik op mijn 18e naar de andere kant. De Zaagmuldersweg. Ik heb ook nog wel eens op de lange zijde gestaan, maar dat vond ik niks. Dik op elkaar gepakt kreeg je toch minder van de wedstrijd mee. De Zaagmuldersweg ontpopte zich als de ware rassupporters, zeg maar waar de meer ontwikkelde, wat stoer en hardere supporter zich profileerde. In de hekken hangen, vechtpartijen, zingen, brullen, uitdagen en vol voor je club gaan met elkaar zonder enige discussie.
Vervolgens schoof ik naar boven, de tribune op aan de Zaagmuldersweg. Ik werd wat ouder, had veel andere zaken te doen, kids, je kent dat wel, je was wat aan het opbouwen. Mijn laatste verandering was naar de Tonny van Leeuwentribune, waarna vervolgens de Euroborg in beeld kwam. Daar zit ik ook alweer vijf jaar, net zoals vele anderen.
Wat mij opvalt, al die jaren als je lang op één plek zit, is dat vaak ook jarenlang dezelfde mensen om je heen zitten. Dat geldt ook voor de staanplaatsen. Altijd dezelfde mensen. Precies op dat stukje wilde je staan, dat was van jou en je vrienden. Dan is de vraag: ken je die mensen ook allemaal? Nee, alleen van gezicht, soms de voornamen, maar wat ze privé doen en deden was totaal onbekend. Je kwam elkaar tegen, gaf elkaar een hand, vroeg hoe het was, dronk een biertje en dat was het. Maar elke veertien dagen zag je dezelfde gezichten.
Soms miste je er eentje. Dan vroeg je één keer: “Goh, waarom is die er niet?” Niemand wist het antwoord. Na twee, drie weken afwezigheid werd er niet meer over gesproken en werd de plek weer opgevuld door een ander. Wie dat was? Geen idee, maar die kreeg na een bepaalde periode ook een hand en dronk een biertje mee. En als we heel lang bij elkaar zaten, werd er gelijk zes patat en een partij frikadellen gehaald, die door het hek aan de Zaagmuldersweg werden aangegeven door een slimme patatboer.
Nu in de Euroborg hetzelfde verhaal. Elke twee weken kijk ik om mij heen, krijg een hand van ongeveer tien mensen en ga zitten. Hoe ze heten geen idee. Waar ze vandaan komen, geen idee. Maar het is wel “MIEN PLEK”.
John Schurer,
Voorzitter Supportersvereniging FC Groningen