Alle supporters van FC Groningen kregen gisteren, woensdag 16 juni, een cadeau van de club in de vorm van een werkelijk prachtig standbeeld van meneer Koeman. Als dank voor alle steun die de club de afgelopen tijd mocht ontvangen tijdens de coronacrisis.
Eerst dacht ik: wat raar. De club is jarig, dan geef je toch geen cadeau? Dan krijg je die. Maar denk je wat langer na, dan is het wel logisch. Want wie of wat ís de club? En dan kom je al snel tot de conclusie dat supporters de constante factor in de geschiedenis van elke club zijn. Op medewerkers zoals Henk Hagenauw en meneer Koeman na. Die hebben er hun leven lang gewerkt. Dan moet je haast wel gek op de club zijn en ben je ook min of meer supporter.
Als je zo’n mooi cadeau krijgt, zeg je ook al snel dat had toch niet gehoeven? Een cliché, maar ook waar. Iedereen van ons heeft weleens een partner, ouders, kinderen of een maat die een moeilijke tijd doormaakt. Dan help je diegene zo goed en kwaad als mogelijk is. Onvoorwaardelijk, uit liefde. En voor velen van ons heeft je favoriete voetbalclub ongeveer dezelfde status. Dus wanneer die club in de problemen komt, help je die ook zo goed en kwaad als mogelijk. Onvoorwaardelijk, uit liefde.
Dit klinkt voor mensen die dat gevoel niet hebben misschien overdreven en erg sentimenteel. Die snappen niet dat zoiets eenvoudigs als voetbal zo belangrijk kan zijn. Die mensen zou ik zo graag dat gevoel van saamhorigheid gunnen. Dat je passie voelt voor iets. Waarbij je mensen ontmoet met diezelfde passie. Het samen juichen om een doelpunt, balen van een nederlaag, maar ook in spanning zitten over wat Arjen Robben straks beslist over zijn toekomst.
Of om middernacht massaal vieren dat jouw club vijftig jaar bestaat. Iedereen deed aan dat jubileumeest mee: jong, oud, supporters en studenten. En ja, de gemeente vindt er wat van en dat snap ik ook wel. Maar de gemeente moet ook ontieglijk trots zijn dat ze zo’n club binnen haar grenzen heeft. Want die verbindt burgers en bedrijven. Bovendien is het pure stadsmarketing. Mensen in de hele wereld kennen Groningen door Robben, de Koemannen, Suarez en Van Dijk. Zonder zo’n mooie club word je als stad een Apeldoorn, en dat wil je niet.
Ik zag ook reacties op de viering als ‘dat werkschuwe tuig’ en ‘die asocialen, tanks eropaf’. Heel vervelend als je even overlast hebt gehad, onze excuses. Maar datzelfde ‘werkschuwe tuig’ heeft er in het begin van de crisis elke zaterdag voor gezorgd dat, toen de Voedselbank dicht moest blijven, de mensen toch hun eten thuis bezorgd kregen. Zestien weken reed dat ‘werkschuwe tuig’ in hun schaarse vrije tijd (ja, de meesten werken) kriskras door de stad.
Die ‘asocialen’ zorgen er door donaties ook voor dat mensen die moeten leven van een bijstandsuitkering of minder, toch met hun kinderen eens iets leuks kunnen doen via de stichting Laat ons weer eens juichen. En gisteren liep er nog een supporter vijftig rondjes om het stadion voor Stichting WensAmbulance. Veel supporters sponsorden dit, zodat een laatste wens van een terminaal persoon vervuld kan worden. Eigenlijk zijn wij voetbalsupporters maar gewone mensen als je het zo bekijkt.
Terug naar verjaardagen en het geven van cadeaus. Ook al had het niet gehoeven, wij zijn ontzettend blij met het standbeeld van meneer Koeman. Want als we straks weer naar het stadion lopen en Tonny en Martin zien staan, dan komen de verhalen. Over hen, over vroeger, maar ook over nu. Maar allemaal over FC Groningen. En dan voelen we de trots weer in ons lijf, dat groen-witte gevoel. Trots op onze club, op onze stad, op onze provincie, trots op het Noorden. En die standbeelden symboliseren dat gevoel ook. Ik kan niet wachten om het opnieuw te voelen. Elke week weer.